Het proces tegen Evert Wijntgis
Op 10 januari 1630 dient Otto Gielissen, herbergier of kastelein, bij Procureur Henricx een vordering in op Evert Wijntgis van 72 gulden – 5 stuivers & 8 penningen.
Op de rekening die op 15 februari daarop volgend als bewijsstuk door Otto wordt ingebracht, blijkt dat de rekening een restbedrag is van in de periode augustus 1626 – januari 1628 genoten verteringen. Op de aard en omvang (en de méédrinkers !) kom ik verder in dit artikel terug.
In de loop van dit artikel worden de hoofdpersonen met hun voornamen aangeduid.
Op 24 januari daarop volgend erkent Evert het genoemde bedrag schuldig te zijn. Maar, vindt hij, er is meer aan de hand. Want hoe is deze schuld ontstaan?
Otto liet hem op één en dezelfde dag soms wel driemaal opdraven in verband met het maken van schilderijen. En als hij er dan toch was, waarom zou hij dan niet wat drinken met de andere gasten?
Evert somt de schilderijen met de bedongen prijs op zoals deze door Otto zouden zijn besteld:
- Het (laatste) Oordeel voor 50 carolus guldens
- Jan Planck met zijn knecht Walraven die bezig is een boom om te hakken, voor 21 gulden
- De beroving van Otto van een rijksdaalder tussen Grave en Nijmegen, voor 21 gulden
- Een schilderij uitbeeldende Deus Aas[1] en Six,Cinq,Quatre en Trois, voor 24 gulden
- De Prins van Oranje samen met de Prinses en
- Prins Maurits in memoriam, samen voor 32 gulden
- Christus, Maria en de 12 Apostelen, voor 84 gulden, waarvan de helft aan Meester Laurents Pauwelssen toekomt
Otto zou ook zorgen voor schildersmaterialen zoals houtwerk en linnen. Evert zal de genoemde schilderijen graag voor Otto maken, zodra hij de materialen heeft ontvangen. Met de levering van de schilderijen kan Otto dan zijn schuld verrekenen. Voor Evert blijkt hier het zwakke punt te zitten.
Otto reageert hierop met het indienen van de, hierboven al genoemde, uit acht (8) bladen bestaande, gespecificeerde rekening. Op de eerste zeven bladen is te lezen wat er is geleverd en voor welke ‘meedrinkers’ er tevens betaald moet worden. Op het achtste blad staat de handtekening van Evert voor accoord.
[1] deus aas : worp, m.n. de geringste worp bij het dobbelen, ook : lieden van deux aas : berooide lieden, schooiers
Het proces tegen Wijntgis