Rooms Katholieke schuilkerk in Grave

schuilkerk in Grave(1627 – 1817 met een uitloop naar 1858)

Geraadpleegde Archieven:

  1. Parochie Sint Elisabeth Grave (St.E)
  2. Parochie Sint Martinus Cuyck
  3. Onze Lieve Vrouwen Broederschap te Grave (OLV)
  4. Oud Rechterlijk Archief te Grave (ORAG)
  5. Oud Archief Stad Grave (SAG)
  6. Archief Walter (WAL)
  7. Rijksarchief Noord Brabant (RANB), Den Bosch
  8. Notarieel Archief Grave (NOTAG)
  9. Hervormde Gemeente Grave (NHG)
  10. Nassause Domein Raad (NDR), Den Haag
  11. inv. Graafse Broederschappen
  12. Orde der Capucijnen i/z Velp, Den Bosch
  13. Bisdom Roermond (RAL)

VARIA archief Grave – inv.nr.738 – 1627

In 1627 heeft Frederik Hendrik, na de verovering van Den Bosch, aan de Capucijnen m.n. Pater Basilius toegestaan om met 6 paters in Vucht te verblijven.

VARIA archief Grave – inv.nr.738 – 1633

In 1633 mochten de Paters zich in Velp vestigen, van waaruit Grave bediend werd.

Capucijnen 1-10-1631

Voor Notaris Willem de Quaij leggen een aantal dekens van Broederschappen en Ambachten[1] de volgende verklaring af:

De Paters van de Minderbroeders, voorheen te Den Bosch verblijvend, zouden door de Katholieken van Grave verzocht zijn zich in Velp in het Land van Ravestein te vestigen, ten einde de geestelijke verzorging van Grave vandaar uit ter hand te kunnen nemen. Onderzoek onder de leden van de Broederschappen en Ambachten heeft echter uitgewezen dat men tevreden is met de bediening, nu al gedurende 4 jaar, door Pater Basilius, Capucijn en anderen van zijn orde. Een vestiging van de Minderbroeders moet ook onderhouden worden en dat is onder de huidige conjunctuur niet wenselijk.

Capucijnen (3) 8-10-1641

Een brief van Frederik Hendrik met betrekking tot de sauvegarde voor de Pater Gardiaan en andere geestelijke personen om van Velp naar Grave te mogen gaan. Er is n.l. door de Staten Generaal een Placaat uitgevaardigd waarin het aan Paapse geestelijken verboden wordt in deze landen te verblijven.

Dit Placaat moet ‘sijn effect sorteren’ zodat de bovengenoemde sauvegarde hem niet meer beschermt, maar verwittig hem hierover, zodat hij zijn maatregelen kan nemen.

Wat betreft de andere geestelijken moet u zich maar richten tot de heren die dit Placaat hebben opgesteld, opdat duidelijk worde hoe te handelen.

Capucijnen (8) 14-10-1641

(pas op 7-3-1646 in Grave door A.Scheers gecollationeerd)

De Staten Generaal verlenen Sauvegarde en bescherming aan personen en goederen in het Land van Ravestein en onderhorigheden welke als neutraal worden aangenomen, mits zij niet vijandelijk handelen.

Het origineel was ondertekend door Cornelis Mus

Capucijnen (17) 26-5-1672

Voorschriften voor de Religieuzen van het Klooster te Velp en het Hospitium[2] in Grave.

  1. De Religieuzen uit het Klooster mogen niet binnen Grave verschijnen, tenzij de Pater Gardiaan[3] het verzoekt. En zij die naar Grave ontboden worden, dienen de kortste weg te nemen.
  2. Onnodige conversatie onderweg moet vermeden worden
  3. Zonder toestemming van de Pater Provinciaal is het niet toegestaan in die plaatsen waar zich een klooster bevindt, te eten of te drinken in andere gelegenheden
  4. Bij voorkeur moeten de broeders met twee tesamen gaan. Indien een priester in een noodgeval, zoals bij zieken of stervenden, alleen op weg gaat om te ‘administreren of viaticum of H. olie’ bij zich heeft en/of terugkeert in klooster of kerk, mag er onderweg niet gesproken worden en dient het Sacrament niet achter in een jaszak maar van voren, op een eerbiedige wijze vast gehouden te worden.
  5. Er moet voldoende stro zijn voor de koetsjes en geleende bedden moeten zo snel mogelijk worden teruggebracht. Dit is niet erg duidelijk, misschien zijn de koetsjes bedoeld om zich om te kleden ?
  6. Onder het eten worden er lessen voorgelezen
  7. Aanbevolen wordt dat er in het Hospitium een kapel wordt ingericht waarop vaste tijden wordt gebeden. Verder moet alles zo gedisciplineerd mogelijk toegaan, met name worden eten en slapen genoemd.
  8. In het algemeen dient er een goed voorbeeld gegeven te worden om onze reputatie niet te schaden.

Capucijnen 17-8-1672

Verzoek van de Dekens van de Geestelijke Broederschappen, de Ambachten en andere Katholieke burgers[4] van Grave toe te staan dat de Paters Capucijnen, na ongeveer 40 jaren trouwe dienst, vaak bij nacht en ontij, zich binnen Grave mogen vestigen, te meer daar zij reeds Koninklijke[5] toestemming zouden hebben verkregen tot het bouwen van een klooster.

VARIA archief Grave inv.nr. 738 1672

In 1672 werd tijdens de Franse bezetting door Kardinaal De Bouillon tot Pastoor in Grave aangesteld Clomp, voorheen pastoor in Schijndel

OLV inv.nr. 87+90-A 16-9-1677

verkoop pand + grond aan de OLV Broederschap

Schepenen van Grave dragen aan de OLV Broederschap over een bouwvallig huis met erf, voorheen eigendom van de erfgenamen van Hans Craen (die dit perceel w.s. beneficiair hadden aanvaard) gelegen Achter de Marsstal naast de Erven Jan van Betuw en de Weduwe van de licentiaat Bloemaerts, achterschietend aan diverse erven en voor aan de straat. Op kopers rust de plicht het pand weer op te bouwen om schade aan omwonenden te voorkomen.

OLV inv. Aanwinsten 1893 nr.3+4 12-2-1680

afr. van de opbouw van het huis van Hans Craen

De nieuwe eigenaren zijn voortvarend begonnen met de sloop van het bouwval, reeds op 7-9-1677 wordt er een bezem gekocht en een schoonmaakster ingehuurd voor in totaal 9 stuivers. Om diefstal van stenen en hout te voorkomen wordt Hendrik Trompetter ingeschakeld als nachtwacht. Op de 15e d.a.v. verwijdert Thonis de Kremer het afval en op de 18e wordt er brandhout verkocht, etc.etc.

De Rekening wordt opgemaakt door de Dekenen Hendrick Coeberch en Pauwels Berings op 12-2-1680. De opbouw e.d. heeft uiteindelijk 761 gulden gekost.

Het pand wordt in 1680 verhuurd aan Wouter Jans voor 40 gl per jaar.

NDR-108.11-inv.nr. 541 (oud nummer)folio 433-vo,434 17-8-1684

request van Claes Peters

Claes Peters, maasschipper en burger van Grave[6], dient een request in bij Zijne Hoogheid, Stadhouder Willem III. Hij heeft zich tot nu toe met zijn schip moeten behelpen. De zaken lopen goed, maar hij heeft een opslagprobleem omdat hij in het klein wil verkopen (debiteren[7]), dus detailhandel. Hij denkt dat op te lossen d.m.v. een pakhuis, ten behoeve waarvan hij belastingvrijdom vraagt. Dit wordt toegestaan, mits hij de volle licent[8] betaalt.

SAG inv.nr.298-fiche nr.3 1/4-10-1684

reis naar de Prins van Oranje

Burgemeester Cruijsier en 2 leden van de Gereformeerde Kerkenraad hebben van 1 t/m 4 okt.1684 een reis gemaakt naar het tijdelijke verblijf van Stadhouder Willem III in Dieren. Dit in verband met het verzoek van de Magistraat in gevolge de klachten van de Kerkenraad over de opbouw van het Kerkenhuis

Afrekening vindt plaats op 25-8-1685

NDR-108.11-inv.nr. 541 (oud nummer) folio 461-vo,462/463 1-2-1685

request van Claes Peters

Claes Peters, burger, koopman en maasschipper van Grave, dient op 17-12-1684 een verzoek in bij de Ambtman van Grave, Walraedt van Steenhuijs. Hij refereert aan een missive afkomstig van de Ambtman, gedateerd 27-10-1684 waarin hem werd opgedragen te stoppen met de (op)bouw van een schuur of pakhuis welke volgens de Magistraat en de Kerkeraad van de Gereformeerde Gemeente van Grave bedoeld was om te dienen als Paapse Kerk. Dat hij pas nu reageert op genoemde missive is veroorzaakt door zijn afwezigheid in verband met zijn zaken.

Wat betreft de zaak waar het over gaat, de schuur of het pakhuis zijn bedoeld voor zijn eigen gemak als opslag voor zijn handelswaren en bovendien, hij betaalt e.e.a. uit eigen middelen. Iedereen in Grave weet (zonder er zich op te beroemen) dat hij grote zaken doet, vnl in grove waren als rogge, haver en andere granen, Luikse kolen, kalk, pannen, leien, weedas[9], haring, stokvis, Abberdaan[10] en andere waren engros . Het is niet mogelijk al deze waren in of bij zijn huis op te bergen, want daar woont hij te klein voor.

Vandaar zijn plan een flink pakhuis met zolder te bouwen. In Grave is er grote schaarste[11] aan dergelijke panden, dus huren is geen optie.

En nu zijn er lasteraars die beweren dat dit pakhuis bedoeld zou zijn om als Paapse Kerk te dienen ! Dat zou wat nieuws zijn ! Terwijl de placaten dit verbieden ! Maar het volbouwen van lege plaatsen in de stad moet bevordert worden. Vooral voor gehuwde soldaten, die nu hoge huren moeten betalen, zou dat een uitkomst zijn. Hij heeft zelfs een plan voor het realiseren van 5 tot 6 van zulke woningen (zie ook proces tegen Lucia de Wermondt d.d.19-7-1687)

Daarom vraagt hij toestemming zo snel mogelijk met de bouw verder te mogen gaan ten einde pannen te kunnen leggen zodat hij eindelijk een droge opslagplaats heeft voor zijn koopwaar.

Op 1-2-1685 krijgt hij die toestemming mits er nooit een Paapse Kerk in gevestigd zal worden. De straf daarop zal confiscatie van het gebouw betekenen.

SAG inv.nr.298-fiche nr.3 25-8-1685

afrekening reis naar de Prins van Oranje

Burgemeester Cruijsier en 2 leden van de Gereformeerde Kerkenraad hebben van 1 t/m 4 okt.1684 een reis gemaakt naar het tijdelijke verblijf van Stadhouder Willem III in de buurt van Dieren. Dit in verband met het verzoek van de Magistraat in gevolge de klachten van de Kerkenraad over de opbouw van het Kerkenhuis

SAG inv.nr.50-B,folio 43+verso,fiche nr.2 2-12-1687

klacht van de kerkenraad

Op dinsdag 2-12-1687, meteen na de dag dat het Kerkenhuis in gebruik is genomen, begeven Predikant Oosterlandt en enkele andere leden uit de Kerkenraad zich naar het Raadhuis, om protest aan te tekenen tegen het in gebruik nemen van het welbekende pakhuis door de Papisten. Er wordt gewezen op de beslissing van Zijne Hoogheid van 8 (m/z 1) februari 1685 (zie aldaar)

Op 3-12-1687 vergaderen de Ambtman en de Magistraat over de ingediende klacht, gezien in het licht van de beslissing van 1-2-1685. Nog dezelfde dag gaat de Scholtis met 2 Schepenen een kijkje nemen in het zogenaamde pakhuis. En inderdaad er worden een altaar, koperen kandelaren, kaarsen en schilderijen aangetroffen.

De heren maakten zich kennelijk bezorgd dat deze spullen bij ‘nacht en ontij’ ontvreemd zouden kunnen worden, maar mevrouw Peters (n.b.!) belooft de genoemde goederen in bewaring te zullen nemen en daarvoor een waarborg te zullen geven. En daar gingen de heren mee accoord.

SAG inv.nr.50-B,folio 85, fiche 4 15-10-1690 (zondag!)

klacht van de kerkenraad

Wederom klaagt de kerkenraad over de Papisten die sinds 27-9-1690 (weer) hebben ‘verstout’ diensten in het pakhuis te houden. Ook de Classis maakt zich zorgen. Verzocht wordt deze klacht met de Ambtman te bespreken.

Op zondag 22-10-1690 wordt de kerkenraad verzocht uit haar midden een commissie (!) te benoemen om overleg te voeren met Schepenen en de Ambtman.

SAG inv.nr.50-B, folio 91 t/m 93, fiche nr.4 20-2-1691

klacht van de kerkenraad

De predikanten hebben een verzoek gericht aan de Ambtman om zich rechtstreeks tot Zijne Hoogheid te mogen richten om te wijzen op de ‘liberteyt van het Pausdom alhier’ ondanks zijn beslissing van 1-2-1685.

Op 9-3-1691 wordt besloten dat dit geoorloofd is mits het op eigen kosten geschied. Dan wordt het stil!?

Capucijnen 8-2-1707 sauvegarde

Luit.Generaal Graaf Reijnhard Vincent van Hompesch, Gouverneur van Grave, verstrekt de Paters Capucijnen uit het Klooster in Velp een sauvegarde om in geestelijk habijt de wacht te mogen passeren teneinde de Mis te lezen of andere kerkelijke aangelegenheden te regelen.

St.E inv.nr. 49 13-6-1722

de paters mogen het huis ‘De Helm’ gratis te bewonen

Willem de Raad en zijn echtgenote Cornelia Sam, hebben op 13 juni 1722 aan de paters Capucijnen toestemming gegeven het huis de Helm om niet te bewonen, mits de paters de kosten van onderhoud en andere (ook fiscale) lasten betalen.

OLV inv.nr. 49-A 24-5-1724

betr. lening van 300 gulden

In 1688, in ieder geval 36 jaar voor 1724, heeft de OLV Broederschap een lening van 300 gl tegen 5% rente verstrekt ter financiering van de aankoop van o.a. ornamenten voor het Kerkenhuis.

WAL inv.nr. 257 1726

div. gebeurtenissen m.b.t. het Kerkenhuis

Het Kerkenhuis werd m.i. opgericht op de plaats waar Hans Craen zijn brouwerij uitoefende. Claes Peters heeft onder het mom van “Pakhuis” de opbouw van een en ander ter hand genomen. Deze herbouw/verbouw vindt plaats in de jaren tussen 1680 en 1687. Op 1-12-1687[12] (maandag !) wordt de eerste Mis opgedragen door Pater Servatius, Capucijn, pastoor van Grave. De 2e Mis werd opgedragen door Pater Jacobus van Brussel. Toen kwamen de problemen en het verbod tot het houden van kerkdiensten en het toesluiten en verzegelen van het gebouw.

Tot Stadhouder Willem III in 1690 toestemming geeft het Kerkenhuis te mogen gebruiken. Op 27-9-1690 wordt het gebouw weer in gebruik genomen. Nu gaat het een hele tijd goed tot september 1726. Wat was het geval ? Militairen deel uitmakend van regimenten van Katholieke Vorsten als de Bisschop van Münster, Osnabrück en de Palts mochten om 10.30 of 11.00 uur naar de Mis terwijl de Gravenaren om 8.45 uur moesten gaan zoals in overleg tussen Ambtman, Schout, Gouverneur, vooraanstaande burgers, Pastoor en Bisschop was afgesproken.

In de loop van 1725 probeerde men de aanvangstijd voor de burgers van Grave te wijzigen. De Ambtman ervan horend wilde alles bij het oude laten. Overleg tussen de Paters Anselmus, Goes en Modestus en Schout Willem Arent de Quay, onder het genot van een kopje koffie, leverde het voorstel voor de aanvangstijd van 10.30 op. De Ambtman bleef echter bij zijn mening.

Toen kwam er een compromis voorstel van Loef de Quay, de voormalige Hoogschout, zijn echtgenote en Advocaat Henricus van de Gronde om de aanvangstijd op 10 uur te stellen. Mevrouw De Quay zou dit bij de Ambtman, Baron Van Linde, bepleiten. Dit werd toegestaan tot 15-9-1726. Toen kwam de order van de Ambtman om de Missen voortaan om 9.15 te laten beginnen.

14.A002.A , portef.81 nr. 85 7-4-1730

Bisdom Roermond

De fraters Johannes van den Bosch en Modestus van Maastricht richten zich tot de Bisschop in Roermond wegens de gerezen problemen met Pater Gervasius. Deze Pater, vallend onder de Provinciaal van de Capucijnen, verzet zich tegen ontzetting uit zijn ambt. P.G. verzet zich met hand en tand en aarzelt niet zelfs een kwezel en een schoenlappers dochter in te zetten om handtekeningen voor zijn handhaving in te zamelen

VARIA uit: inv.nr.738 28-7-1730

Resolutie door de Staten Generaal

Baron Adriaan van Lijnden, Ambtman van Grave, heeft op 21 juli een brief geschreven aan de Staten n.a.v. een vorige Resolutie d.d. 19 juli betreffende het aantal Roomse kerken in Grave en het Land van Cuyk dat er mag zijn alsmede de bijbehorende recognitien[13] De Baron heeft waarschijnlijk opheldering gevraagd. Na deliberatie is er door de Staten beslist dat er per jaar per Priester 40 gl en per 2e Priester of Kapelaan 60 gulden in de kas van de Ambtman zal moeten worden gestort.

Wat betreft het Klooster Sint Agatha waar de Kruisbroeders resideren wordt toegestaan dat de thans aanwezige monniken er mogen blijven tot hun dood, maar dat er geen aanvulling van nieuwe broeders mag plaatsvinden. Daartoe zal er jaarlijks een lijst van de bewoners worden gemaakt. Op bedrog zal streng worden gelet.

14b 28-7-1730

Parochie St Martinus Cuyck

Placaat betreffende de Roomse kerken in Grave en het Land van Cuyck. De belasting die aan de Ambtman jaarlijks betaald moet worden wordt vastgesteld op 40 gulden voor de kerk met 1 priester. Indien er 2 priesters zijn is de tax 60 gl.

De bewoning van het klooster van St Agatha moet uitsterven, geen nieuwe broeders mogen worden toegelaten. Daartoe moet er een lijst van de huidige bewoners worden aangelegd ten einde controle in de toekomst mogelijk te maken

St.E. inv.nr. 2 14-2-1733

De Bisschop van Roermond richt zich tot de gelovigen in zijn Bisdom voor het begin van de vastentijd. In verband met de vele ziektes die deze winter rondwaren krijgen de gelovigen dispensatie om tijdens de vasten alle dagen vlees te mogen eten, behalve op Asdag, de woensdag van quatertemper, de vrijdagen, de zaterdagen en de laatste week van de vasten. Deze uitzonderingen gelden niet voor militairen, ouden van dagen, zieken en degenen die zware lichamelijke arbeid hebben te verrichten, terwijl wel de verplichting blijft om s’morgens en s’avonds te vasten..

nv.nr. 5 5-1-1742

Suppl.Graafse Broederschappen

brief aan Vicaris Generaal

De Katholieke Gemeente van Grave dankt voor de benoeming van een bekwame herder.

St.E 29-12-1744

Herderlijke brief Bisschop Josephus van Roermond

In het begin van deze brief worden de gelovigen geroemd vanwege hun standvastig geloof. Dan volgt de mededeling dat m.i.v. januari 1745 de 2e Mis er in het Kerkenhuis i.p.v. in het Klooster gehouden zal worden. Als beloning voor het bezoeken van de 1e of 2e Mis op donderdagen belooft de Bisschop 40 dagen aflaat.

OLV inv.nr. 111 19-10-1748

verkoop woning naast het Kerkenhuis

De OLV Broederschap verkoopt aan Jan Willems, gehuwd met Helena Hendrix, een huis met erf, staande in de Volrestraat, naast het Kerkenhuis en aan de andere kant Hendrick Dennissen, achterschietend aan het Kerkenhuis en voor aan de straat.

St.E inv.nr. 181 1760

inventaris van de goederen van de R.C.Gemeente

In opdracht van de Raad van State der Verenigde Nederlanden d.d. 21-3-1760 wordt er een staat opgemaakt van de bezittingen van de Katholieken:

  1. het Kerkenhuis in de Volrestraat, gelegen naast de Pastorie en het erf van Jan Willems
  2. de Pastorie, gelegen naast het Kerkenhuis en het erf van de Weduwe van Derk Thijssen
  3. een oud huisje, dienend tot paardestal wanneer er Cavalerie in de stad wordt gelegerd, gelegen Achter de Marsstal naast een leeg erf en het erf van Chr.van de Staay

ORAG inv.nr. 319 1760

taxatie van de goederen van de R.K.gemeente

idem

ORAG inv.nr. 319 1793

taxatie van de goederen van de R.K.gemeente

idem

St.E inv.nr. 191 13-12-1797

verkoop huis en erf aan de Kerkmeesters der R.K.Kerk

Johanna Janssen, weduwe van Peeter van Hooren, verkoopt aan de tijdelijke Kerkmeesters der Roomse Kerk in Grave een huis en erf, gelegen ten Noorden in de Vollerstraat, de ene zijde of achtergevel rakend voor de Roomse Kerk, aan de andere zijde het erf van Van der Staaij en de R.K. Pastorie en voor aan de straat.

Lasten: 10 st. 3 duiten aan het Comptoir der Domeinen en Geestelijke goederen, 4 gl 4 st. aan de Broederschap van het Heilig Sacrament.

WAL inv.nr. 258 30-5-1798

vergelijk tussen de kerkgenootschappen

De Cie door het Stadsbestuur ingesteld tot het treffen van een vergelijk tussen de kerkgenootschappen, t.w. het Rooms Katholieke-, het Hervormde- en het Lutherse-, in Grave, ingevolge de Staatsregeling d.d. 12-7-1798 komt met zijn rapport.

Er hebben verschillende besprekingen plaatsgehad met de kerkbesturen en taxaties van de diverse gebouwen hebben plaatsgevonden. Ook is er een inventarisatie van de ledenaantallen geweest.

De taxaties hebben de volgende waarden opgeleverd:

  1. de Grote of St. Elisabeth Kerk 10.500
  2. de Kleine of Kloosterkerk 10.000
  3. het Pastoriehuis 800

Uit een van de stukken blijkt dat ingevolge art. 6 van de Staatsregeling de Rooms Katholieken de St.Elisabeths Kerk en de pastorie opeisen terwijl de Hervormden dat (aanvankelijk) afwijzen. De telling van de leden per Religie wijzen echter uit dat de Hervormden geen eisen meer kunnen stellen:

  1. de Rooms Katholieken tellen 1678 zielen
  2. de Hervormden ,, 250 ,,
  3. de Luthersen 28 ,,

St.E inv.nr. 80 22-7-1799

vergelijk tussen de kerkgenootschappen

De Municipaliteit van Grave geeft bericht aan de diverse kerken in Grave omtrent het door haar ontvangen Decreet uitgaande van de 1e Kamer van het Uitvoerend Bewind van de Bataafsche Republiek.

Het door de Municipaliteit ingediende voorstel tot Schikking en Vergelijk wordt overgenomen door de 1e en 2e Kamer en krijgt de kracht van Decreet. Het Besluit luidt:

  1. de grote of Sint Elisabethskerk, het Pastoriehuis in de Bagijnestraat en het Kerkhof worden overgedragen aan de R.K. gemeente, op voorwaarde dat het Kerkhof door alle Kerkgenootschappen mag worden gebruikt
  2. de kleine of Kloosterkerk gaat naar de Gereformeerde gemeente
  3. het R.K.- zal aan het Gereformeerde Kerkgenootschap binnen 8 dagen 52 gl en 8 stuivers betalen
  4. het R.K.- zal aan het Lutherse Kerkgenootschap binnen 3 maanden 209 gl 6 st en 14 penn. betalen
  5. idem een recepis[14] ter waarde van 500 gl uit de recepissen wegens oorlogsschade ontvangen
  6. het Gereformeerd – zal aan het Luthers Kerkgenootschap binnen 6 maanden 107 gl 7 st 4 penn. betalen

St.E inv.nr. 96 30-6-1800

terugbrengen in oude staat

Namens de Kerkmeesters van het R.C. kerkgenootschap dient de Gerechtsbode zich bij het Gereformeerd kerkgenootscap te vervoegen ten einde te bewerkstelligen dat het verbouwen van de Pastorie aan de Bagijnestraat onmiddellijk moet worden gestaakt en dat alles weer in de oude staat moet worden teruggebracht. Dit volgens het Plan van Schikking en Vergelijk, goedgekeurd 12-01-1799, waardoor de Katholieken in het bezit dienen te worden gesteld van o.m. deze Pastorie

De verantwoordelijke commissie van de Gereformeerden, vertegenwoordigd door de heren Creemer en Kraals verklaart aan de Gerechtsbode: “Wij hebben het gehoord en gezien”

St.E inv.nr 4 4-8-1810

toestemming tot verkoop

De Bisschop van Roermond geeft toestemming aan de Kerkmeesters het Kerkenhuis te verkopen

St.E inv.nr 82 25-10-1810

verkoop Kerkenhuis

Pastoor Gilissen verkoopt, gemachtigd door het R.C. Kerkgenootschap, het Kerkenhuis aan het Franse Keizerrijk voor f. 6.000 onder voorbehoud van toestemming door het Stadsbestuur. Er moet een kink in de kabel gekomen zijn, zie de uiteindelijke verkoop in 1817.

RANB Dienst der Genie inv.nr.289 nr.13 23-7-1817

verkoop oude Roomse Kerkenhuis

NOTAG Notaris Muller acte nr.72

Het Kerkbestuur van de R.K. Gemeente van Grave, vertegenwoordigd door J.M. Raaymakers, pastoor, Johannes Josephus van den Bergh, postmeester en Jan van Maaren, meester broodbakker, gevolmachtigd door Jean Baptist de Raad uit Boxmeer, verkopen de oude Roomse Kerk met erven, aan het Koninkrijk der Nederlanden voor de som van f. 2.155.50

NHG ingekomen stukken nr. 582 20-2-1858 relaas predikant Abraham Losgert

“Ter gelegenheid van mijn 40-jarig ambts jubileum in 1858 blik ik terug op het feit dat ik uit eigen middelen en geheel op eigen initiatief ervoor heb gezorgd dat de N.H.Gemeente van Grave opnieuw in het bezit is gekomen van een eigen Pastorie. De oorspronkelijke is nl. sinds 1798 in bezit van de ‘Roomsen’. Deze Pastorie bevond zich tussen het huidige kerkgebouw van de N.H. Gemeente en de thans in gebruik zijnde N.H. Pastorie”.

Dominee blikt vol nostalgie terug op de 17e en 18e eeuw toen de Hervormde Kerk de heersende was. Er waren 2 predikanten en van alle officiële ambten waren de Roomsen uitgesloten. Ook de Regenten van het Gasthuis, Weeshuis, Weeskamer, Scholen e.d. waren van Gereformeerde huize. De Roomsen waren getalsmatig wel in de meerderheid maar waren in hun bestaan afhankelijk van de Gereformeerden. Dat was nog eens een tijd!

Aanvankelijk gingen de Roomsen ter kerke in Velp, na het einde van de 80-jarige oorlog begon men de Roomsen steeds meer te gedogen. In Grave had dat tot gevolg dat men tegen het einde van de 17e eeuw gebruik ging maken van het gebouw dat thans bekend staat als het Klein Magazijn, staande t.o. het Nederduitse Schoolgebouw van meester Hendriks. Dit heeft geduurd tot enige jaren na de Grote Omwenteling.

Ook hadden ze een eigen Pastorie die schuins tegenover hun Kerkenhuis was gelegen in de hoek grenzende aan het Groot Magazijn.(???) Thans wordt deze woning bewoond door timmerman W.Lamers. Hij betwijfelt (terecht) of dit huis wel eigendom is geweest van de R.K.Gemeente. Na de komst van de Fransen vertrokken er veel Protestanten en verkochten hun bezit voor een appel en een ei aan de Roomsen. In gevolge de Staatsregeling van 1798 werden de St.Elisbethskerk, de v.m. Hervormde Pastorie aan de religie met de meeste aanhangers, de Roomse- dus, overgedragen.

De dominee is van mening dat vooral het overdragen van de v.m. Hervormde pastorie onbillijk was, omdat de Roomsen er nu twee hadden en de Hervormden geen. Dit is volgens hem mede in de hand gewerkt door Gereformeerde bewindslieden die ‘zich de handen lieten vullen’ of van mening waren dat hun belangen nu beter elders gediend konden worden. De overdracht van de St.Elisabethskerk is gepaard gegaan met enig spektakel: bijbels, stoelen en banken werden onder luid geschreeuw op straat geworpen. De Preekstoel en het orgel konden ternauwernood gered worden.

De toenmalige Predikant moest halsoverkop verhuizen naar een woning die hij moest huren. Dit heeft geduurd tot 1833.

“Ik kwam in augustus 1827 met een groot gezin naar Grave. Ik zocht en vond huisvesting in een huis, eigendom van P.L.Mulder te Den Bosch. Deze woning lag prettig dicht bij de kerk maar was in slechte staat van onderhoud. De toestand van de kerkelijke en burgerlijke gemeente ging ook gestaag achteruit. Grave was geen belangrijke vesting meer. Dit veranderde in 1830 tijdens de Belgische Opstand. Grave werd weer belangrijk. Dit had ook gevolg voor de huurprijzen van woningen. In mijn geval zou de huurprijs van f. 175 moeten stijgen naar f. 300 à f. 400 ! Uiteindelijk na zeer veel tegenwerking ondervonden te hebben kon ik dit huis kopen in 1833”

[1] Johan vander Geest, licentiaat,Johan Bloemaerts,Johan Wolters, Abraham Martiny, Herman Beunen, Johan van Rijmsdijck, Anthony Vincent, Wolter de Beest, Joost de Goije, Derick Ermers, Johan van Ewijck en Matthijs Coebergh, respect. dekens en ouderlingen van de Sacraments-, de OLV- , de St Elisabeths- , de St Jacobs- , de St Anna- , de St Anthonis- , de St Catharina- en de St Barbara broederschappen, Hendrick Simonsz, Derick Stoffelen, Hendrick Claesz en Geridt Dericxsen, resp. dekens van de Kleermakers, Schoenmakers en de Smeden

[2] hospitium: onderkomen voor de nacht, toevluchtsadres

[3] gardiaan: toeziener, controleur (?)

[4] t.w.: Jasper Haegens, Henricus de Haen, Arnoldus Bloemaerts, A. Verheijen, Egbertus vander Gheest, Arnt Diemers, Gerard Coe berghe (med. doctor), De Haen, Gerard Loeff, Jan de Meijer (Sint Jacobs Broederschap), Theodorus vander Gheest, Jan Wolter Verheijen (oud deken van OLV Broederschap en Sint Catharina), De Haen (oud deken Maria Broederschap), Bungeler (idem), Jan Loefs (deken St Elisab. Broederschap), Paulus Berings (deken OLV Broederschap), J.Bloemaerts (deken Schutterij St.Elisabeth), Henricus Coebergh (oud deken St Jacobs Broederschap), Jan van Eldrom (idem), Reijnier Heijmerick (deken St Jan Broederschap), Michiel Mastemeijer (deken Broederschap St Jan van het Smedenambacht), Jacob Vergeest (deken bakkersgilde), Johannes Jordan (deken Kleermakersgilde), Nocolaes Crebbers (deken schrijnwerkers en timmerlieden), Hendrick Janssens (deken Smedenambacht), Claes Blommers (deken St Barbera), Thijs Aeben (idem), Jacob Lekaers (deken Linnewevers ambacht), Willem Decker (deken Kleermakersambacht), Hendrick Simons (koordeken St Anna Broederschap), Claes Crebbers (deken Schoenmakersambacht), Herman Haenen (deken St Anna gilde)

Achter de namen zonder functie staat steeds vermeld J.V.L., hetgeen staat voor Juris Utriusque Licentiatus (licentiaten in de beide rechten)

[5] inderdaad, de Franse koning

[6] Nicolaes Peters is in 1678 burger van Grave geworden

[7] debiteren: in het klein verkopen, aan de man brengen, slijten

[8] licent: in-en uitvoerrechten, hier natuurlijk bedoeld de invoerrechten.

[9] weedasch: een soort potas t.b.v. de bereiding van verven, zepen e.d.

[10] (l)abberdaan: gezouten kabeljauw

[11] de schade aangericht in 1674 zal nog niet geheel hersteld zijn geweest

[12] zie art.mevr.Van Lieshout in Merlet jaargang 1986, bl 31 noot 7

[13]: recognitie: erkenning, recognitien: de betalingen die ten tijde van de Republiek werden gedaan aan de betreffende overheden voor het oogluikend toelaten van de katholieke godsdienstoefening.Hier is echter sprake van de meervoudsvorm !

[14] recepis: geldswaardig papier