Schout mishandelt weerloze invalide
In het Archief van de Schout en Ambtman bevindt zich een verslag van Gerard Torsinck, ambtman/rentmeester van de Nassause Domeinen over een voorval waarbij de waarnemend schout Johan van der Plaat q.q. rechter en dijkgraaf van Grave en het Land van Cuyk en Gijsbert van den Berg alias de Kruk, betrokken zijn.
Torsinck doet uitgebreid uit de doeken wat zich in de late avond van 10 januari 1754 heeft afgespeeld.
Uit het verslag van Gerard Torsinck: de verklaring van het slachtoffer
Op donderdag 10 januari 1754 was Gijsbert vanaf ongeveer halfvier tot ongeveer negen uur ’s avonds bij Jan van der Linde. Samuel de Jood, slachter in Grave, en een schoenmaker uit Herpen waren er ook. Ze dronken gezellig een kan bier en nog twee borreltjes.
Er wordt niet gesproken over eten, alleen over drinken. Als je bier en twee borreltjes drinkt op een lege maag sta je dan nog wel stevig? Maar waarschijnlijk zullen hij en zijn maten toch wel te eten hebben gekregen in huize Van der Linden.
Allesbehalve dronken – zo verklaart Gijsbert – vertrok hij om een uur of negen naar de Oliestraat, richting het Gouvernement, waar hij een praatje maakte met de daar op wacht staande schildwacht bij wie hij informeerde of Adjudant Dedenroth, die daar tegenover woont, thuis was. Dit bleek niet zo te zijn, daarom bleef hij nog een poosje met de schildwacht praten.
Ondertussen waren plaatsvervangend schout Van der Plaat en de Gerechtsbode Rovers hen voorbij gelopen richting het huis van Hans Pieter Belle(n) en vandaar naar het huis van Jan van der Heijde in de Oliestraat, dat ook wel genoemd de Boerendans, om een onderzoek in te stellen.
Dat onderzoek zal wel een gevolg zijn geweest van klachten uit de omgeving over de mogelijk losse zeden (hoererij en pedofilie) in de herberg, zoals blijkt uit de opmerkingen van Van der Plaat hieronder.
Gijsbert ging eveneens naar de Boerendans. Op dat moment verliet Van der Plaat onverrichterzake [vrugtelose visitatie] de herberg. Uit zijn gedrag daarna valt op te maken dat hij zijn teleurstelling afreageert op het eerste het beste slachtoffer dat zich aandiende.
Zo gauw hij Gijsbert in het oog kreeg beet hij hem toe: ’Zo schobbejak, wat zwerf je hier rond! Als ik je bij de hoeren in de Boerendans vind dan zwaait er wat!’ Gijsbert reageerde daar op met de woorden: ‘Meneer, ik ben de zoon van een burger en mag net zo goed als wie ook op straat rondlopen!’
Van der Plaat hield kennelijk niet van tegenspraak en voor hem was deze opmerking reden genoeg om zijn woede op te wekken. Hij trok zijn sabel, gaf Gijsbert er een paar rake klappen mee, en dreef hem van de Brugstraat naar de Oliestraat tot bij het Gouvernement, terwijl hij hem toeriep:
‘Schiet toch op kerel!’ Gijsbert begreep niet waarom hij geslagen werd. Toen hij een klap probeerde te ontwijken verloor hij zijn evenwicht en viel op de grond terwijl de sabel in stukken brak.
Één van de vele sabelmodellen, met gevest
De Gerechtsbode had ondertussen op bevel van de Schout er een diender bij gehaald. Toen hij terugkwam moest hij de resten van de degen oprapen. Gijsbert in steeds groter angst riep: ‘Here Jezus, wat heb ik gedaan dat ik zo toegetakeld wordt!’
De Schout, nu zelf zonder wapen, gaf de diender opdracht Gijsbert maar eens flink af te rossen. Gijsbert protesteerde, maar de Schout kon er nog niet genoeg van krijgen en riep naar de diender: ’Sla der maar op, hoe meer hoe beter!’ Dit ging zo door tot bij het huis van slager Hegspoor, daar viel Gijsbert opnieuw op de grond, terwijl hij uitriep: ‘Ik kan niet meer! Is dat een manier om iemand te mishandelen?’ [is dat een eerlijk mans kind tracteren en slaan?]
De Schout pakte daarop de kruk van Gijsbert en gaf hem daar nog drie klappen mee, en zei: ‘Ik zal je leren kinderen te verleiden’. [ik zal u leeren eerlijk mans kinderen verlijden en op schildwagt staan] Gijsbert zei daarop: ‘Eerlijk meneer, ik heb nog nooit kinderen verleid, en dat kan ik bewijzen ook’.
Gijsbert werd door een andere diender beetgepakt, gefouilleerd en ontdaan van zijn kousenbanden en schoengespen in het cachot gezet. De volgende dag kreeg de arrestant op bevel van de Schout niets anders dan water en brood voorgezet. Bezoek mocht niet worden toegelaten.
Pas op zondagavond de 13e januari kreeg Rovers, de Gerechtsbode, opdracht Gijsbert vrij te laten.
Reactie van de (substituut) schout
Van der Plaat gaf als verklaring voor zijn gedrag dat Gijsbert brutale antwoorden op zijn vragen had gegeven, en hem met zijn kruk bedreigd had. Er was geen sprake van dat hij opdracht gegeven zou hebben hem te fouilleren, op water en brood te zetten of bezoek in de cel te onthouden. Hij wil graag van deze zaak af zijn en is bereid een boete van acht of tien ducaten te betalen [ten dien eynde op 8 off 10 ducaten niet zoude sien]
Een gouden dukaat uit 1742. Dukaat: naam van verschillende gouden munten van uiteenlopende waarde. De Hollandse dukaat had een waarde van ongeveer 5 gulden en was bekend om haar hoog gehalte.(WNT)
Uit deze en andere verklaringen blijkt niet dat Gijsbert enige aanleiding heeft gegeven tot het agressieve gedrag van Van der Plaat. Alleen gerechtsdienaar Rovers heeft verklaard dat Gijsbert toen hij met de degen geslagen werd gezegd heeft: ‘Ik doe niemand kwaad, doe maar wat je wil, ik heb lak aan je’. [ik schijt uw wat]
En dan die bedreiging met die kruk: het was nu eenmaal niet duidelijk of Gijsbert de kruk wilde gebruiken om de slagen af te weren of zich te verdedigen.
Nee, een bewijs van bedreiging is niet te leveren.
Enkele getuigenverklaringen
Om herhalingen te voorkomen worden alleen nieuwe en/of afwijkende gebeurtenissen opgenomen.
Maria Zegers de echtgenote van Jan van der Linden
Gijsbert de Kruk is op 10 januari 1754 om half vier in de middag bij haar aan huis gekomen. Hij heeft met de jood Samuel 2 pinten bier (= 1 kan) en met een schoenmaker uit Herpen, volgens haar Crispijn [1]genaamd, een paar borreltjes gedronken. Om ca. kwart over negen is hij vertrokken. Van dronkenschap heeft zij niets gemerkt.
Peternel van Dijk, echtgenote van Jan van der Heyde, herbergier van de Boerendans
’s Avonds om half tien kwamen de schout en de gerechtsbode bij haar om iemand te zoeken. Omdat ze niemand vonden, vertrokken ze weer snel. Daarna hoorde ze gerucht op straat en ging kijken wat er aan de hand was. Zij hoorde dat de schout de Kruk toeriep: ‘Schobbejak waarom zwerf je hier rond?’ waarop de Kruk zei: ‘Meneer, ik mag de straat net zo goed gebruiken als ieder ander’. Gijsbert ging richting Brugstraat maar de schout dreef hem terug naar de Oliestraat.
De Kruk kwam af en toe wel in de herberg waar hij een kleinigheid dronk zonder ooit problemen te hebben veroorzaakt.
Huidige plattegrond waarop te zien is waar de schermutselingen in 1754 plaatsvonden. Op het gearceerde gebied is thans Zorgcentrum Maaszicht gevestigd. Ongeveer in het midden daarvan, in de Oliestraat, was het Gouvernement gevestigd.
Hendrien Korst
Hendrien heeft in de Boerendans een kamer gehuurd. Ze vertelt dat ze op de avond van de 10e januari naar de pomp bij het Gouvernement ging om een emmer water te halen. Ze zag toen dat de schout en de gerechtsbode naar het huis van Bellen gingen.
Ze liet haar emmer staan en ging gauw terug om de vrouw bij wie ze woont en die slechtziend is te vertellen dat de schout en de gerechtsbode misschien wel bij haar langs zouden komen. Daarna ging ze terug om haar emmer water te halen. Terugkomend zag ze dat de schout de Kruk toeriep met woorden als ‘Schobbejak, wat zwerf je hier rond, ik zal je wel krijgen!’ waarop de Kruk het bekende antwoord gaf.
De schout vroeg hem toen wat hij in de Boerendans te doen had, waarop Gijsbert antwoordde: ‘Daar ben ik nu niet geweest, maar af en toe drink ik er een glas bier of een borreltje’. De schout zei daarop: ‘Klets niet!’ Gijsbert: ‘Ik klets niet, ik ben een vrije burger’. Ze zag nog dat Gijsbert bij slager Hegspoor ‘over de goot met ’t hoofd na dat huys’ lag.
Johanna van Welteren, echtgenote van Claas Jansen
Zij heeft gehoord dat de schout op een gegeven moment tegen de diender zei: ‘Sla er maar op!’ waarop Gijsbert zei: ‘Is dat een “goed mans” kind slaan?’
De schout: ‘Ik zal u leren “goede mans” kinderen te verleiden’, waarop de Kruk antwoordde: ‘Met alle respect, degenen die mij beschuldigd hebben, dat zijn de schobbejakken, ik heb er nooit aan gedacht, laat staan dat ik iets in die richting gedaan heb’.
Toen Gijsbert op de grond lag heeft hij van de schout nog twee of drie slagen met zijn eigen kruk gekregen. Ook zou de schout nog gezegd hebben: ‘Het spijt mij dat ik mijn kling op soo een schobjak aan stukken heb geslagen’.
Jan Mulder
Gijsbert heeft tijdens zijn aframmeling gezegd: ‘Het is niet gepermitteerd dat een burger zo geslagen en behandeld wordt’. De schout zei daarop tegen de diender: ‘Sla maar toe, op handen, armen, kop of waar je hem maar raken kunt!’
Antoni Vos
Stond als schildwacht voor het Gouvernement toen Gijsbert hem op de bewuste datum ongeveer kwart over negen ’s avonds vroeg of de adjudant, die daar tegenover woont, thuis was. Verder is het gegaan zoals al in de verklaringen is te vinden. Toen Gijsbert na zijn val weer opstond probeerde hij op één been weg te springen terwijl hij zei: ‘Here Jezus, wat heb ik toch gedaan?’ waarop Gijsbert voor het huis van Hegspoor weer viel. De schout gedroeg zich alsof ‘hij dol of rasend was’.
van Leukeren
Hoorde terwijl hij bij Hendrik Jansen in huis was, ‘geraas’ op straat. Toen hij naar buiten ging zag hij de schout en Gijsbert. De schout zei tegen Gijsbert: ‘Gaat terug schobjak en canaille’. Ten slotte gaf de schout opdracht Gijsbert naar het stadhuis te brengen, waarop de Kruk antwoordde: ‘Ik wil van de dieners niet aangepakt sijn, en zal wel alleen gaan, daar gij mij hebben wild’.
Jan Klabbers
Is van mening ‘dat dit geval zodanig hard is behandeld, als of men ymand wilde capot maken’ en dat hij de straat is opgegaan om zo mogelijk [verdere] ongelukken te voorkomen.
Berend Suermond (stadsomroeper)
Op die bewuste avond van de 10e januari 1754 is hij door de gerechtsbode Rovers opgeroepen om hem te assisteren. Bij het Gouvernement gekomen zagen ze Gijsbert, in de wandeling de Kruk genoemd, op straat liggen. De schout gaf hem onmiddellijk opdracht de Kruk ‘braaf af te rossen’. Voor het huis van Hegspoor viel Gijsbert opnieuw op de grond. De schout pakte toen de kruk en gaf Gijsbert daarmee drie slagen.
Vervolgens zei de schout dat ik mijn broer, de nachtroeper, er bij moest halen. Samen moesten we de Kruk naar het Stadhuis brengen. Daar aangekomen vroeg de schout aan de Kruk of hij ook een mes had? De Kruk ontkende dat. Vervolgens werd hij gefouilleerd; er werd echter niets gevonden. De schout gaf opdracht om de kousenbanden en gespen uit de schoenen van de Kruk te verwijderen.
Op zondagavond zei de gerechtsbode tegen Gijsbert dat hij mocht vertrekken, maar daar voelde Gijsbert niets voor: ‘Ik zal hier blijven tot dinsdag om de heren over mijn geledene mishandelingen en ontvangen slagen te klagen en te vragen of een borgers kind soo moet mishandeld worden’.
Ik zei daarop: ‘’t is koud [hier], mij dunkt ’t was beter dat je afgongt’
De Kruk is toen toch maar naar huis gegaan, maar hij hield wel vol dat hij a.s. dinsdag een klacht zou komen indienen.
Memorie
Daarin wordt gesteld dat Van der Plaat wegens de hiervoor beschreven mishandeling van Gijsbert zich aan vergaande excessen schuldig heeft gemaakt. Er is sprake van openbaar geweld. Deze daden zijn des te meer strafbaar omdat ze gepleegd zijn door een persoon die juist ambtshalve gehouden is dergelijke daden te voorkomen en/of te bestrijden.
Het is zaak dat Van der Plaat zich met een rekest richt tot de heren schepenen en dat Gijsbert van den Berg een verzoek indient om zijn zaak Pro Deo behandeld te krijgen.
Verzoek Gijsbert
Hierin wordt nog eens in het kort uiteengezet wat er gebeurd is, terwijl hij verklaart dat hij hoewel ‘van fatsoenelijke voorouders hergekomen, van tijdelijke middelen is onvoorzien en dus buyten staat de kosten tot procedures vereyscht te suppediteeren’ etc. en dat hij verzoekt hem in de procedures admissie Pro Deo te verlenen.
Conclusie
Uit de verdere doorgaande lijn in de carrière van Johan van der Plaat blijkt dat e.e.a. met een boete onderhands moet zijn afgedaan. Er is nergens een veroordeling te vinden. Als er een proces was gekomen was het voor de schout niet zo goed afgelopen.
Eens te meer kunnen we concluderen dat het hier om een duidelijk geval van klasse justitie gaat.
Bronnen
BHIC (Den Bosch), Archief Schouten, Ambtman en Drossaard, toegang 745, inv. nr. 63
Wikipedia, WNT.
[1] Crispijn/Crispinus is de patroon van de schoenmakers, dus als onze schoenmaker Crispijn heet is dit dan een geval van een zichzelf waarmakende voorspelling?